Onderweg horen zij dat de stoet op weg is naar het Heilige Land, om Jeruzalem van de Saracenen te bevrijden. Nicolaas, hun leider, zal bij Genua de zee voor de kinderen laten wijken, zodat de kinderen op die manier naar de overkant kunnen lopen. Daar zullen ze met hulp van God de Saracenen (Turken die op dat moment de baas waren in Jeruzalem) kunnen verslaan.
Volgens Leonardo zijn ze uit Keulen vertrokken en alle kinderen -grote en
kleine- die geen huis hadden of die niks meer met thuis te maken wilden hebben,
zijn meegegaan om het wonder te zien en de Saracenen te verslaan.
Onderweg ziet Dolf dat er veel mis gaat: er verdrinken kinderen in de rivier, lang niet iedereen heeft te eten en veel kleintjes gaan dood. Hij vindt dat daar wat aan moet gebeuren. De volgende avond bezoekt hij de leiders van de kruistocht. De leiders zijn: Nicolaas, twee monniken en kinderen van adel waaronder Carolus, de toekomstige koning van Jeruzalem. Hij legt uit dat er een betere organisatie moet komen en Carolus is het met hem eens. Zo wordt de organisatie beter en komen er vis-, jacht-, orde- en leerlooiersgroepen.
Vele avonturen verder komt Dom Johannis Dolf iets opbiechten. Het is helemaal niet de bedoeling Jeruzalem te bevrijden, maar zodra ze Genua bereikt hebben worden verkocht als slaven. Zal het Dolf en Nicolaas lukken om de kinderen te redden én komt Dolf ooit nog thuis?