Daarna komt Rachel en haar gezin in Hoorn, dat haar tweede onderduikadres is. Dat huis is nog krapper dan het huis van de pastoor, en er komen alsmaar meer mensen bij, maar na een korte tijd is het niet meer veilig, en moet ze een ander onderduikadres zoeken. Zo komt ze bij een nieuw adres: Venhuizen, bij twee aardige mensen. Maar toch is Rachel heel erg veranderd sinds ze moest onderduiken. Ze durft haast niets meer en is heel bang dat ze gepakt wordt door de moffen, de Duitsers.
En dan, als de oorlog voorbij is, durft ze eerst niet eens naar buiten. Het is de dag van de bevrijding van Nederland. Iedereen is buiten om het met elkaar te vieren, maar Rachel en haar zus Esther zijn te bang om naar buiten te gaan. Gelukkig is dit na een paar weken weer over. Omdat het huis in Venhuizen te klein is voor Rachel en haar gezin, moeten ze verhuizen. Als ze weer in Rijswijk zijn vraagt haar vader (ze zijn eerst tijdelijk bij iemand in het huis) aan het gemeentehuis of er een huis vrij is. En na een tijdje is er een bericht dat er een heel groot huis is vrijgekomen. Een huis waar eerst een NSB er woonde, maar nu mogen zij erin wonen.
Na een korte periode zit het huis vol met familieleden en kennissen die allemaal slachtoffers waren van de oorlog. Sommigen kwamen uit een concentratiekamp en anderen hebben de hele oorlog ondergedoken. Maar heel veel familieleden van Rachel zijn omgekomen in een concentratiekamp. Daarom is er ook een vrijblijvende haat in haar over Duitsers.